het foute boek

Met het boek “Marius de Jongere, een Rotterdamse kunstenaar” is behoorlijk wat mis. In deze paragraaf zullen we dat precies aantonen. Want wie zit er nou te wachten op een boek waar een vals werk tussen staat, met meer dan 60% onjuiste dateringen, met werken die verkeerd zijn ingekleurd, waar de opgegeven afmetingen van werken niet kloppen en de biografie wordt ingekapseld in een doofpotverhaal.

1. Een valse aquarel

Afbeelding 3.11 ‘Hillegersberg’ op blz. 42 toont een valse De Jongere. Dit werk wordt in het boek als aquarel aangeduid, maar feitelijk is de techniek aquarel en krijt. Maar dat terzijde. Waarom is dit werk vals?

Ten eerste door de sterk afwijkende signatuur.

De signatuur rechtsonder is op de afbeelding in het boek niet goed zichtbaar, maar ik heb deze voorstelling (in een niet-opgepimpte versie) met een aparte foto van de signatuur ook in mijn eigen archief.

Vooral de haken (strepen) onderaan de J en g zijn sterk afwijkend van alle andere signaturen van Marius de Jongere. De r heeft een holle vlag, ook dit komen we nergens tegen bij de authentieke signaturen.

De letters ‘de’ in het tussenvoegsel staan tegen elkaar aangedrukt, wat we nooit in Marius’ signaturen zien.

Het onderstreepje ontbreekt, die er volgens het signatuur-overzicht op blz. 120 in het boek wel zou moeten staan.

We zien twee stippen in de signatuur.

De Kunsthandelaar dateert het werk op 1935. Interessant, want ook het werk 3.14 ‘Rotterdam’ op blz. 44 dateert hij op 1935. Kunnen we mooi die signaturen met elkaar vergelijken.

En omdat ook deze signatuur in het boek niet goed zichtbaar is, hier eveneens maar de foto uit mijn eigen archief.

We zien een compleet andere signatuur dan 3.11. Vergelijk zelf maar.

Deze heeft één stip, andere haken aan J en g en er staat wél een onderstreepje (een dubbele zelfs).

Overigens staat ook deze signatuur niet in het overzicht op bl. 120, dus je gaat je afvragen wat die bijlage nou helemaal voorstelt. Maar dat nu even terzijde.

De tweede reden dat  afbeelding 3.11 een valse is betreft de achtergrondinkleuring.

Eén van de kernmerken in De Jongere-aquarellen is dat de achtergrondkleuren altijd zichtbaar zijn bij doorkijkjes. Tussen de masten en tuidraden door zie je de achtergrond. Dit heeft met zijn manier van opzetten van een aquarel te maken.

Aquarel 3.11 is anders opgezet door de maker. Die heeft eerst de volledige molen inclusief wieken en in de verte Hillegersberg geaquarelleerd. Dus hij moest de blauwe lucht om de wieken, vlaggenmasten, kerktoren en daken schilderen. En die afwijkende aanpak is goed zichtbaar. Op de lastige plekken heeft de maker geen waterverf gebruikt, de aanvankelijk blanco gelaten stukken papier zijn door de tijd roze-achtig verkleurd.

De derde reden waarom de aquarel geen De Jongere-werk is betreffen technische details aan de molen.

Marius kende de Prinsenmolen zeer goed. Hij heeft dit cultureel erfgoedstuk tientallen keren afgebeeld. Technisch gezien moest het voor hem altijd kloppen. Vergelijk maar eens de molens hieronder en kijk dan naar de hoek die de wieken ten opzichte van het grondvlak maken. Bij Marius zijn die allemaal hetzelfde. De valse is de enige die afwijkt: de wieken staan daar veel verticaler. Bij die molen zou het gevaar bestaan dat de bovenas door het gewicht van het gevlucht naar voren schuift.

Maar er is ook nog een artistiek-technisch issue. Schoren en vangstok hangen los in de lucht. Ze zijn niet in verbinding met de kap getekend. Bovenaan rechts van de molen is dat goed zichtbaar. Dergelijke technische fouten zou Marius niet maken.

detail van afbeelding 3.11 met de in de lucht hangende vangstok en schoren

Kortom: drie hoofdredenen die elk afzonderlijk en in samenhang tot de conclusie leiden dat 3.11 niet een authentiek werk van Marius Drulman is, maar een nepper.

Maar dan is er nog iets anders dat merkwaardig is. Het heeft met een andere aquarel te maken.

In maart 2018 bood veilinghuis Colours te Rotterdam een werk aan, getiteld De Bergseplas. Volgens de aankondiging een aquarel/krijt van J.M. de Jongere. Datering: jaren vijftig.

Hieronder de schermafdruk van die aankondiging.

Door de foutieve naamstelling was ik meteen alert. Het is: M.J. Drulman (als eigennnaam) óf M. de Jongere (als pseudoniem), niet M.J. de Jongere en al helemaal nooit J.M. de Jongere. Zeer slordig.

Hieronder een schermafdruk van de aangeboden aquarel.

Vervolgens toont de veilingsite een afbeelding waarvan de kenner van De Jongere-werken meteen ziet dat die niet van Marius Drulman kan zijn. Zo’n andere stijl. Typische compositie. En bovendien slordig: de oeverlijnen op de voorgrond en de achtergrond zijn zichtbaar dwars door de waterplanten die ervoor staan. Daarbij is het een vlekkerig werk met ondefinieerbare plantentoppen in het midden. Geen De Jongere-kwaliteit.

En dan de signatuur. Verrassend: bijna dezelfde merkwaardige signatuur als bij 3.11 ‘Hillegersberg’ in het boek. Vreemde haken aan J en g, geen onderstreepje.

De Kunsthandelaar beoordeelt de signatuur van de molen (3.11 in het boek) op 1935, de Veilingman beoordeelt eenzelfde signatuur van de Bergseplas-aquarel als vijftiger jaren. Daar zit 20 jaar beoordelingsverschil tussen. En het signaturen-overzicht op blz. 120 laat nu juist zien dat Marius’ signatuur in de loop van de tijd veranderde. Moeten we nu ook al twijfelen aan de deskundigheid van De Kunsthandelaar en De Veilingman?

Maar behalve de valse aquarel is er met dit boek nog veel meer mis. De Kunsthandelaar waagt zich aan het vaststellen van vervaardigingsjaren van de werken. Soms, vooral in zijn beginperiode, gaf Marius het vervaardigingsjaar prijs. Maar meestal staat er geen datering op zijn werk.

2. Meer dan 60% van de dateringen van olieverfschilderijen is onjuist. In het boek wordt geen verantwoording gegeven over de wijze waarop de vervaardigingsjaren zijn bepaald. Als je dateert kan je niet zeggen: ik mag er wel een of twee jaar naar boven of naar onder naast zitten; dan gun je jezelf een bandbreedte van vijf jaar en begint het al op gokken te lijken. Vervaardigingsjaar is vervaardigingsjaar. Marius gebruikte een code om het vervaardigingsjaar te markeren. Als je die code niet kent kan je je maar beter niet wagen aan datering van zijn werken. Dan wordt het altijd prutswerk.

Op die code kom ik later nog terug.

Wat de verwarring rond datering nog groter maakt is dat in het boek geen onderscheid wordt gemaakt tussen vervaardigingsjaar en jaar van uitgifte/publicatie bij drukwerk. De tekeningen die Marius maakte ten behoeve van drukwerk voor kalenders werden soms al jaren eerder gemaakt dan de opgegeven jaartallen in het overzicht waarin de kalenders verschenen. Bij de oorspronkelijke tekeningen horen dus andere vervaardigingsjaren.

3. Bij het portret, nr. 5.69, op blz 107 zijn volkomen verkeerde inkleuringen gebruikt om het plaatje op te pimpen. Via De Kunsthandelaar hebben De Kinderen een digitale versie van een verouderde foto in handen gekregen die ze geprobeerd hebben te bewerken. Met rampzalig resultaat. Ik heb enkele jaren geleden zelf de eigenaar van het portret opgespoord en foto’s gemaakt. Met de juiste kleuren. Hieronder een voorproefje van de verschillen.

de oude en verkleurde foto van het portret uit 1966 (in mijn archief)
portret 5.69 in het boek met bewerkte kleuren
werkelijke kleuren van het portret (in mijn archief)

Omdat De Kunsthandelaar nooit het echte portret in handen heeft gehad, heeft hij moeten raden naar  de maatvoering. En fout gegokt. Ik heb de juiste maten.

4. Een aantal werken in het boek hebben onjuiste naamgevingen en maatvoeringen.

Naast het al genoemde portret nog een paar missers:

  • Het schrijnendste voorbeeld is de ets 2.11 met de titel ‘Arnhem, Maaspanorama met Eusebiuskerk.’ Arnhem ligt aan de Rijn! Marius schreef er zelf onder: ‘Arnhem Panorama’. Het werk wordt aangeduid als kleurets. Maar dat is het niet, het is een ingekleurde ets. De kleuren van de foto zijn door De Zoon door de bewerkingsmolen gehaald en flink opgepimpt. De opgegeven maatvoering is onjuist. Ik weet nog in welk directiekantoor ik het werk fotografeerde en welke maten ik noteerde.

Maar er zijn meer maatvoeringen en namen van werken onjuist.

  • De titel van doek 5.21 op blz. 83 is onjuist. Marius Drulman en Francien Fontein waren op verlovingsreis in 1937 in Italië. En dat was niet in Como. Die trip heeft een paar doeken en aquarellen opgeleverd, waarvan enkele terecht zijn gekomen bij een zwager van Marius in Zwitserland.
  • Merkwaardig is de bijgesneden afdruk van ets 2.17 op blz. 32. Het werk is in het boek getiteld ‘Rotterdam, Maashaven. Driemastbark met bazaanmast’. Het is een ingekleurde ets, de opgegeven maat is 40×25 cm.

Het werk wordt gedateerd op 1936, er wordt niet verantwoord waarop dit is gebaseerd. Wat is er mis met deze ets?

Op de foto in het boek kan je de signatuur bijna niet zien. Dit komt omdat de voorgrond donkerder is bijgekleurd.

Hierboven een foto van dit werk uit mijn archief, waarop de signatuur al beter zichtbaar is omdat de aangezette bijkleuring uit het boek ontbreekt.

Marius heeft de etsplaat van dit werk gebruikt om afdrukken met verschillende inkleuringen uit te proberen. Ik geef twee van de drie varianten uit mijn archief hieronder weer.

Wat meteen opvalt is dat de twee ingekleurde etsen hierboven rondom een rand hebben. In de onderrand van het linker werk is met potlood geschreven: ‘Bark Ponapé aan de Maashaven’ en de handtekening MdeJongere in verbonden handschrift. De rechterets heeft Marius ‘Bark in Waalhaven’ genoemd (oplage 100) met rechts onderin zijn handtekening. (Ik schrijf dit uit omdat je het op de hier weergegeven foto’s door de verkleining niet meer kunt lezen, maar geloof me, het klopt).

Het gaat hier dus om de stalen bark Ponapé, die te boek staat als een Viermaster.

Als je beide bovenstaande afbeeldingen vergelijkt met die uit het boek, kan je niet anders concluderen dan dat de boek-versie afwijkt. Links en rechts zijn centimeters afbeelding weggesneden, bij elkaar al gauw 4 tot 5 cm. 15% van de afbeelding is verdwenen! Dat geldt ook voor de onder- en bovenkant van de afbeelding in het boek. Door het snijwerk verdwenen de oorspronkelijke signatuur en de titel van het werk.

In plaats van de (weggesneden) randsignatuur kwam er één die ín de etsafdruk is gezet. De vraag nu is, wie heeft die signatuur geplaatst? Het is twijfelachtig of dit Marius is geweest, want de handtekening heeft geen overeenkomst met een De Jongere-signatuur uit 1935 of 1936 (en later) uit het Signaturenoverzicht op blz. 120. De o is niet dicht, er staat een stip achter de naam, het onderstreepje ontbreekt en vooral: er is een schrijfletter n gebruikt in plaats van een N.

Onbegrijpelijk dat de gekortwiekte afdruk van de ets is geplaatst, terwijl er minstens twee andere goede varianten voorhanden zijn die compleet zijn en geen twijfels oproepen! Als De Dochter beter onderzoek had gedaan, was ze achter de naam van de Bark gekomen en dan was het werk ook niet gedateerd op 1936, maar jaren daarvoor. In juni 1932 arriveerde de Panape namelijk in Rotterdam. En er bestaat overigens ook nog een afdruk van de ets met de signatuur M Janssen Jr.

5. Fouten

Een paar voorbeelden:

  • naam van de moeder van Marius

“Hij (Marius) was de zoon van Maria Johanna Barnas (1885-1980) en Marius Johannes Janssen (1885-1957).” schrijft De Dochter op blz. 9. De juiste naam van Marius’ moeder is Johanna Maria Barnas, niet Maria Johanna. Ze werd in de familie Jo genoemd.

deel van de gezinskaart van Marius Janssen en Jo Barnas
  • Je moet goed kijken, maar op de aquarel 3.13 ‘Katwijk aan zee’ staat toch echt 1933 onder de signatuur. Maar De Kunsthandelaar dateert het op 1935.
fragment van de aquarel met de signatuur uit mijn archief
  • Het doek ‘Rotterdam, ms Ansgaritor’, nr 5.10 op blz 79 dateert De Kunsthandelaar op 1967. Mis. En dit had hij kunnen weten want de schets die de grondslag is voor het doek is uit 1968. Het staat er immers bij: ‘Ansgaritor, Pier 7 Waalhaven, jan ‘68’.
  • Op blz. 11 staat de zgn Toorenburg-brief. De heer Toorenburg had bij Marius thuis in 1962 een doek en een aquarel gekocht en wilde graag een korte biografie. Marius schreef die in briefvorm.

Ik heb de heer Van Toorenburg in 2013 opgezocht, met hem gesproken, zijn De Jongere-werken en de brief gefotografeerd. Overigens is niet alles wat Marius in de brief schreef waar, maar dat – op deze plaats – terzijde.

De Dochter citeert Marius uit de Toorenburgbrief op blz. 10: “Na 5 jaar verwierf ik de acte N9 maar verkoos de vrije schilderkunst boven een leraarsbestaan.

Maar dat staat er niet in de brief. Er staat “acte k g.” Niet: N9. Akte N9 bestond vroeger niet in het onderwijs en nu nog steeds niet. Dat zou De Dochter die zelf les heeft gegeven moeten weten. Akte kg staat voor de bevoegdheid om les te mogen geven in kunstgeschiedenis.

  • Op blz. 120, in het signaturenoverzicht nog wel, staat een foto van een verkeerd gesneden signatuur. De M ontbreekt. Zeer merkwaardig!
  • “De tweede stip in zijn signatuur verviel in 1957, het jaar waarin zijn vader overleed” schrijft De Dochter op blz 121. Dit is onjuist. Marius de Jongere liet de tweede stip weg na de 70ste verjaardag van zijn vader in 1955. Marius Janssen had al jaren last van zijn ogen, slecht zicht en het etsen viel hem steeds zwaarder; hij besloot met werken te stoppen op zijn verjaardag. Marius de Jongere was vanaf dat moment de enige Marius in de familie die kunstwerken maakte.
  • “Middelen om studiereizen naar het buitenland te maken waren er niet”, schrijft De Dochter op blz. 13. Dat kan zo zijn, maar Marius en Francien maakten wel een verlovingsreis naar Italië in 1937. Dit was tegen het zere been van de streng katholieke ouders van Francien. Uit deze reis kwamen fleurige aquarellen en schilderijen voort, waarvan een paar terecht kwamen bij een broer van Francien die in Zwitserland woonde.

6. Loze beweringen

In het signaturenoverzicht worden op blz. 121 twee ‘tijdelijke pseudoniemen’ van Marius genoemd. Maar dat blijven loze beweringen als je er geen afbeeldingen van werken bij kunt tonen. Hier heeft dus geen goed onderzoek plaatsgevonden om die werken te vinden.

Terwijl Marius wel degelijk in zijn beginperiode werk onder twee andere namen heeft gemaakt. Etsen en aquarellen onder gewone Nederlandse namen. Ik zal ze in later stadium noemen. En tonen met afbeeldingen.

7. Verhullingen en de doofpot

Over de aanloop tot de geboorte van Marius Drulman schrijft De Dochter helemaal niets. Niets over de achtergronden van vader Marius Janssen, niets over de Arnhemse periode van Marius Janssen als kostganger bij Johan Drulman en Jo Barnas. Niets over het drama rond Jo’s zwangerschap en de effecten op de familie Janssen. Niets over de strategische aanpak van de grootvader en niets over de gevolgen voor Marius.

De Dochter houdt het deksel op de doofpot en doet de eerste 13 levensjaren van Marius eigenlijk af met een drietal zinnen. Ze schrijft: “Zijn moeder was toen nog wettig getrouwd met Johan David Drulman (1886-1920) en de jonge Marius werd onder de naam Drulman in het bevolkingsregister ingeschreven. Na de scheiding van Maria Johanna en Johan David in maart 1913, vond in januari 1914 het huwelijk van zijn ouders plaats in hun woonplaats Rotterdam. Marius was eerste kind van zijn vader Marius sr. en het derde kind van zijn moeder Maria Johanna.” (blz.9)

Dat er een doofpot was geeft De Dochter wel prijs: “Marius groeide op in de overtuiging dat hij de zoon was van Johan David Drulman en dat Marius Johannes Janssen zijn stiefvader was.” (blz.9)

Volgens De Dochter kreeg Marius op dertienjarige leeftijd de waarheid te horen. Maar hij moest wel zijn mond erover houden naar iedereen. Inclusief de andere kinderen uit het gezin. Dat vertelt De Dochter niet. En ook niet wat daarvan de gevolgen waren.

De Dochter vermijdt antwoord op de vraag of Marius een geschoold kunstenaar of een autodidact was. Ze laat de suggestie bestaan dat hij op de Academie lessen heeft gevolgd en laat verder de uitspraken van Marius in de Toorenburg-brief over zijn Academietijd onbesproken. Marius sprak in die brief niet de waarheid, zo weten we uit onderzoek.

Als De Dochter werken van haar vader uit de twintiger en dertiger jaren had bestudeerd dan zou ze antwoord moeten kunnen geven op de vraag of daarin 5 jaar opleiding aan de academie zichtbaar was.

Maar De Dochter laat kennelijk liever de suggestie bestaan, in plaats van duidelijkheid te verschaffen.

De Dochter schrijft op blz. 13: “In maart 1939, zes jaar na hun eerste ontmoeting, trouwden Marius en Francina”. En even verder: “Het jonge stel betrok een bovenwoning aan de Langeweg/Prins Bernhardkade, op loopafstand van het atelier”. (blz 13)

Door de volgorde suggereert De Dochter dat Marius en Francien pas vanaf hun huwelijk op de Langeweg woonden. Maar dat is onjuist. Ze woonden al sinds 1937 samen op dat adres. Ook dit viel slecht bij de ouders van Francien. Het atelier was eveneens op het nieuwe adres, om kosten van huur van locatie Singerlandtlaan uit te sparen.

De Dochter schrijft: “Door de oorlog liepen de inkomsten terug en bovendien was er nauwelijks schilder- en tekenmateriaal te krijgen.” (blz 14) Hier passen enkele nuanceringen bij.

In het begin van de oorlog had Marius werk genoeg.

Meteen na het bombardement op Rotterdam in 1940 kregen Marius en Francien het verzoek tot inwoning van een familie waarvan het huis in het centrum van Rotterdam verwoest was. Die familie betrok de atelierruimte, maar kreeg na twee maanden van Marius toch het verzoek naar iets anders om te zien, omdat zijn werk stagneerde.

Het gevolg van geldontwaarding in de oorlog was dat er mensen waren die kunst gingen kopen omdat zij meenden dat dat waardevaster zou zijn. Marius profiteerde daarvan.

De Dochter schrijft over de oorlogstijd: “Hij maakte in die tijd vooral aquarellen en enkele etsen op zinkplaat (…).” (Blz 15)  Hoe ze tot die conclusie komt is onduidelijk. Er zijn juist opmerkelijk veel olieverfschilderijen uit die periode van hem bekend.

Gebombardeerde plekken in Rotterdam werden in hun oorspronkelijke glorie door Marius verbeeld en dit geldt ook voor een aantal plaatsen in Nederland, zoals Arnhem en Nijmegen. Het werk “Zicht op Nijmegen” dat niet in het boek staat leverde trouwens nog een aardige anekdote over Dolle Dinsdag op.

8. Geen diepgang, wel afstandelijkheid

Het enige wat blijft hangen na lezing van de biografie is dat Marius een hardwerkende man was. En dat wisten we al. Als je in een werkzaam leven meer dan 4000 werken maakt, dan heb je niet stilgezeten.

Helaas ontstaat nergens in het verhaal van De Dochter een vader/kunstenaar van vlees en bloed. We komen er in dit boek niet achter wie hij was. Niets wordt verteld over zijn angsten en de zoektocht naar zijn identiteit.

Nergens treffen we in het boek de resultaten van eigen onderzoek naar leven en werken van haar vader. Dat zou je verwachten van iemand die een opleiding zegt te hebben gehad in Cultuurwetenschappen. In plaats daarvan bladzijden vol prietpraat met beschrijvingen wat er op de getoonde etsen te zien is en een uitgebreid relaas over het Herinneringsboekje. Maar liefst 6 pagina’s staan vol met afdrukken van kalenderplaatjes waarvoor Marius weliswaar de tekeningen maakte, maar wat voor hem marginaal werk was als bijverdienste.

“Maria Johanna”, zo noemt De Dochter – met verwisseling van officiële voornamen -haar oma Jo in het boek. En haar moeder Francien schrijft ze als Francina. Ook andere familieleden van Marius worden benoemd met hun eerste naam uit het bevolkingsregister. Marius’ halfbroer Joop heet Johan in het boek en voor de roepnaam van halfzus Cor komt Cornelia in de plaats.

Marius was gelukkig in zijn eerste eigen zolderatelier, hij schrijft er over in het herinneringsboekje en eindigt met: “Dat atelier dat een cel, een burcht kan zijn”. De Dochter leest het, misschien leest ze het nog een keer (wie weet). En De Dochter schrijft het over voor haar boek. (blz. 13). En dat is het. De Dochter laat het liggen. De aangereikte metaforen blijven onbesproken …

9. “Een stem geven …”

De Dochter schrijft in het Voorwoord: “Ons uitgangspunt bij het maken van dit boek was om Marius via ons een stem te geven (…).” (blz. 5)

Een mooi cliché. Laten we kijken of het ook wordt waargemaakt.

Marius gaf zijn etsen titels mee

Als een kunstenaar zijn titel van zijn werk vermeldt op het kunstwerk, dan maakt die titel integraal onderdeel uit van dat kunstwerk. Bij een publicatie van het kunstwerk hoort daarom de oorspronkelijke titel te worden vermeld. Daarmee doe je het kunstwerk recht en toon je respect naar de kunstenaar.

Een paar voorbeelden van etsen en aquarellen waar de stem van Marius in de titel ontbreekt en plaats heeft moeten maken voor de stem van Zijn Kinderen.

nr Titel in het boek (door De Kinderen) Oorspronkelijke titel van Marius
2.10 Rotterdam, Laurenskerk Rotterdam St. Laurenstoren
2.11 Arnhem, Maaspanorama met Eusebiuskerk Arnhem. Panorama.
2.12Rotterdam, Zuidblaak met Evangelisch-Lutherse Kerk of Wolfshoekkerk 1736-1949Rotterdam. Lutherse Kerk
2.13 Rotterdam, Witte Huis gezien vanaf het Haringvliet Rotterdam, Haringvliet
2.15 Oostvoorne, monding Brielse Maas met links koepel Zeeburg Oostvoorne Duin en strandgezicht
2.17 Rotterdam, Maashaven Driemastbark met bazaanmast Rotterdam. Bark Ponapé aan de Maashaven
2.18 Rotterdam, West Nieuwland De Kolk met spoorviaduct en Laurenstoren Rotterdam. West Nieuwland
3.14 Rotterdam. Waalhaven met strand op voorgrond Waalhaven

Met de afmetingen van zijn werken had Marius een bedoeling.

De kunstenaar bepaalt de afmetingen van zijn werk. Als je een afbeelding publiceert is het goed gebruik om de verhoudingen van het werk in ere te houden. Ook uit respect naar de kunstenaar. Wil je een deel van een werk laten zien, dan benoem je dat. Hieronder afbeeldingen van hetzelfde werk van Marius. De bovenste is uit het boek, de onderste uit mijn archief.

in het boek: 3.14 Rotterdam Waalhaven met strand op de voorgrond. Afm. 40×80 cm
in mijn archief : Waalhaven. Afm. 45×95 cm

Vooral aan de linkerkant van de afbeelding in het boek is flink gesneden. Tenminste 15 cm is eraf. Maar dat is het niet alleen. Het grootse gevoel van ruimtelijkheid dat het origineel bij de kijker oproept is weg. Het is moeilijk voor te stellen dat in de boek-versie de stem van Marius te horen is.

Eigen formaat eerst

Afbeelding 5.87 toont in het boek een uitklappanorama, gebaseerd op het schilderij ‘Rotterdam, Panarama Haven”. Het schilderij meet 100×200 cm. Een verhouding dus van 1:2. De afbeelding in het boek laat een verhouding zien van 1: 2,8; ofwel 1 op bijna 3.

Onder en boven zijn grote delen van de oorspronkelijke schilderij-afbeelding weggesneden, inclusief de signatuur van de maker.

De Kinderen hadden kunnen besluiten om het complete doek in de juiste verhoudingen op uitklapformaat te plaatsen. Ze hebben het niet gedaan. Dus hun eigen voorkeur eerst?

Het Herinneringsboekje

De Dochter merkt over het ‘zeer persoonlijke’ Herinneringsboekje op dat het “natuurlijk nooit bestemd was voor publicatie” (blz. 35). Maar ze doet het wel! Ze citeert er uitgebreid uit en toont beeldmateriaal. Was “nooit bestemd voor publicatie” de stem van Marius?

10. Over integriteit

Voor een aantal afbeeldingen van werken in het boek blijk ik de de foto’s te hebben gemaakt, ontdekte ik. Het beeldrecht van die digitale foto’s berust dus bij mij. Die foto’s zijn zonder mijn toestemming geplaatst. Ik heb wel een idee hoe die foto’s bij De Familie terechtgekomen zijn. De Familie hecht zelf nogal aan rechten (auteursrechten, beeldrechten) heb ik in het verleden gemerkt. Ik kan me niet voorstellen dat De Dochter en De Zoon er gelukkig mee zijn dat er foto’s van mij in Hun Boek staan. Gelet op de ervaringen met De Familie in het verleden verwacht ik niet dat zij hierover contact met mij opnemen. Dan moet het maar met deze publieke mededeling.

Hoe moeilijk is het om oprecht te zijn?, vraag je je af.

In deze paragraaf heb ik me hoofdzakelijk beperkt tot interne kritiek, d.w.z. aangetoond wat er mis is met de inhoud van dit boek. De externe kritiek betreft alles wat in dit boek achterwege wordt gelaten aan relevantere afbeeldingen van werken en wat aan belangrijke inhoud ontbreekt. En dat is heel veel. Die leemte zal ik opvullen in een eigen publicatie.